Zeeprik (Petromyzon marinus)

De zeeprik is geen vis zoals wij die kennen. Het is een ‘rondbek’, een kaakloze vis. In plaats van kaken heeft hij een zuigmond met rijen zaagtandjes. De zeeprik heeft ook geen graten, maar kraakbeen in zijn lijf. Kaakloze vissen zijn al 500 miljoen jaar oud en zwommen rond voordat er vissen bestonden zoals we die nu kennen.

Migratie

De zeeprik trekt in het voorjaar de rivieren op om te paaien. Hij eet niet meer, want alles staat vanaf nu in het teken van de voortplanting. Hij zwemt net zolang stroomopwaarts totdat hij een geschikte paaiplaats vindt. Dat is vaak in het snelstromende, ondiepe gedeelte van een rivier. De bodem moet voornamelijk bestaan uit zand, grotere kiezels en stenen. In de bodem maakt de zeeprik een nest met een opstaande rand van stenen.

Paaien gaat er ruig aan toe. Het vrouwtje zuigt zich vast aan één van de stenen aan de rand van het nest. Het mannetje zuigt zich vervolgens vast aan haar kop en draait zijn lichaam strak om haar heen. Hij ‘knijpt’ haar letterlijk uit. Het vrouwtje zet eitjes af, waarna het mannetje ze bevrucht. De eitjes van de zeeprik zijn kleverig en plakken aan het zand of de stenen op de bodem. Vrouwtjes zetten niet in één keer hun circa 200.000 eitjes af, maar paren vele malen.

Na de paai gaat het mannetje dood. Hij is uitgeput en uitgehongerd. Sinds het verlaten van de zee heeft zijn maagdarmkanaal zijn functie verloren, waardoor hij geen voedsel meer kan opnemen.

De uit het ei gekropen zeepriklarve laat zich met de stroom meevoeren naar een slibrijke bodem. Hier graaft hij zich in zodat alleen zijn bek uit de bodem steekt. Deze periode duurt zo’n drie tot vijf, soms zelfs wel acht jaar. Vervolgens ondergaat de zeeprik een metamorfose naar juveniel. Hij leeft nog een paar maanden op de rivier, waarna hij verder naar zee trekt. Hier moet hij nog twee tot drie jaar verder groeien, voordat hij volwassen is.

Uiterlijk

De zeepriklarve heeft nog geen mondschijf en ook geen ogen. Als hij volwassen wordt, ondergaat hij een metamorfose. Een volwassen zeeprik heeft een slangachtig lichaam, zonder schubben. Hij is lichtgrijs tot groenachtig en heeft een opvallend gemarmerd vlekkenpatroon. Zijn buik is bleker van kleur. Wat meteen opvalt is zijn mondschijf: een zuigmond met wel honderden tandjes!

De zeeprik lijkt in veel opzichten op de rivierprik , maar er zijn verschillen. Het grootste verschil is het aantal tandjes: de rivierprik heeft er maar vijf tot zeven. De zeeprik veel meer! Ook wordt een zeeprik veel groter dan een rivierprik.

Weetjes

  • Volksnaam
    Bonte negenoog, moederprik, vampiervis of zeelamprei.
  • Lengte
    Tussen de 50 en 70 centimeter, maximaal 1 meter.
  • Gewicht
    Maximaal 2,5 kilogram.
  • Leeftijd
    Gemiddeld 5 tot 8 jaar out, maximaal 11 jaar.
  • Voedsel
    Een zeepriklarve zeeft plankton, draadalgen en andere levende of dode organismen uit het water. Een volwassen zeeprik is een parasiet. Met zijn grote zuigmond klampt hij zich vast aan grote vissen en teert hij hun bloed. Niet alleen vissen zijn slachtoffer, zelfs zeehonden en walvissen staan op het menu van de zeeprik!
  • Leefgebied
    De Noord-Atlantische kusten en nagenoeg alle Europese kustwateren en West-Europese rivieren. In Nederland plant hij zich alleen voort in de Roer, een zijrivier van de Maas.
  • Trekrichting
    Anadroom: de zeeprik leeft op zee (zout) en trekt voor de paai soms honderden kilometers landinwaarts de rivieren (zoet) op.
  • Obstakels
    De zeeprik is gevoelig voor het kanaliseren van rivieren waarbij migratiebarrières, zoals dammen, stuwen en waterkrachtcentrales, ontstaan en paaiplaatsen verdwijnen. In Nederland kwam de zeeprik tot de eerste helft van de twintigste eeuw regelmatig voor in de Rijn en de Maas, maar door de aanleg van dammen en dijken is het aantal sterk afgenomen.
  • Aanwezigheid
    De zeeprik komt niet algemeen voor in Nederland. De Roer is de enige plek waar hij zich met zekerheid voortplant. Dit dankzij de vistrap bij de ECI waterkrachtcentrale in Roermond. Het Haringvliet en het Hollands Diep zijn mogelijke opgroeiplaatsen van de zeeprik. Net als de rivierprik gebruikt hij de Nederlandse rivieren enkel voor de trek stroomopwaarts.
  • Wat maakt mij blij?
    Een paaiplaats met matige stroming en een bodem van zand met grind en grotere stenen. En als larve: een vrij diepe plaats in de rivier met weinig stroming en een slibrijke bodem waarin ik me kan ingraven.

← Alle vissen