Elft (Alosa alosa)

De elft behoort tot de familie van de haringen en leeft, net als zijn verwanten, het grootste deel van zijn leven op zee. De soort heeft het erg moeilijk in Europa. Net als de zalm en de steur kan hij zijn paaiplaatsen ver stroomopwaarts niet goed bereiken door obstakels, zoals dammen, stuwen en sluizen. Ook een geleidelijke zoet-zoutovergang is erg belangrijk voor deze vis. In Nederland treffen we de soort al jaren niet meer aan. De aanleg van de Vismigratierivier kan daar verandering in brengen.

Migratie

In Nederland noemen we de elft ook wel ‘meivis’. In deze maand trekken de meeste volwassen elften namelijk de rivieren op om te kunnen paaien. De paaigebieden liggen ver stroomopwaarts, soms wel 700 kilometer van zee! De elft mijdt de zijbeken van een rivier. Hooguit paait hij in de monding van een zijbeek, vooral als de watertemperatuur daar iets hoger is dan op de rivier zelf.  Hij paait ’s nachts aan het wateroppervlak. Dat gebeurt vrij luidruchtig onder opspattend water.

Na nog geen vier dagen komen de kleine elften uit de eitjes. Ze drijven gedurende de zomermaanden richting de rivierdelta waar ze ongeveer een jaar blijven om op te groeien. De jonge vissen, die inmiddels tussen de 10 en 15 centimeter groot zijn migreren vervolgens naar de zee. Dan begint de levenscylus opnieuw en zullen de eerste elften na een jaar of drie terugkeren naar de rivieren om te paaien.

Uiterlijk

De elft is een zilverwitte vis met een donkergekleurde rug. Hij heeft een vrij grote kop en een diepe mondspleet. Achter de kieuwspleet zit een donkere vlek, soms gevolgd door stippen, maximaal drie.

De elft lijkt veel op de fint maar is wel iets groter. Bovendien heeft de fint meer vlekken, soms wel acht. Deze vlekken zijn niet altijd zichtbaar. Het blijft dan ook lastig om beide vissen van elkaar te onderscheiden. Dat zie je nog het beste aan het aantal kieuwboogaanhangsels: bij de elft zijn dat er tussen de 90 en 155 die dicht op elkaar staan. Bij de fint zijn dat er minder dan 60 die ook verder van elkaar af staan.

Weetjes

Volksnaam
Meivis of dolhein.

Bijzonderheid
De elft en fint zijn nauw verwant. Zelfs zo nauw dat er kruisingen kunnen ontstaan. Deze hybride soorten heten ‘papzakken’.

Lengte
Maximaal 80 centimeter. Wanneer ze geslachtsrijp tussen de 30 en 40 centimeter.

Gewicht
Maximaal 4 kilogram.

Leeftijd
Tussen de 7 en 9 jaar oud.

Voedsel
Voornamelijk zwevend dierlijk plankton. De elft graast vooral de bovenste waterlagen af, waar de planktonrijkdom het grootst is.

Leefgebied
De elft komt voor in rivieren die uitmonden in de Atlantische Oceaan, de Noordzee, de Oostzee en het westelijk deel van de Middellandse Zee. In de Atlantische Oceaan en de Noordzee moeten ooit gigantische aantallen elften hebben geleefd. Nu is deze soort hier zo goed als verdwenen.

Trekrichting
Anadroom: de elft trek vanuit zee (zout) naar de bovenstroom van rivieren (zoet) om daar te paaien.

Obstakels
De bouw van dammen, stuwen en sluizen hebben ervoor gezorgd dat de elft in veel Europese rivieren is verdwenen of gemarginaliseerd. De elft kon vaak niet verder trekken dan de paaiplaatsen van de fint. Hierdoor kruisten beide vissoorten en werden ‘rasechte’ elften steeds zeldzamer. Juveniele elften hebben bovendien een geleidelijke zoet-zoutovergang nodig om op te kunnen groeien. Deze overgangen zijn schaars.

Aanwezigheid
De elft is al jaren verdwenen uit Nederland. Wel wordt hij zo nu en dan weer als dwaalgast gesignaleerd. Om de vis terug te laten keren zijn maatregelingen nodig, zoals de aanleg van de Vismigratierivier [link naar Vismigratierivier]. Deze zorgt er voor dat de elft weer van zout naar zoet water kan trekken en geleidelijk aan de overgang kan wennen.

Wat maakt mij blij?
Een vrije doorgang naar mijn paaiplaats op de rivier, ver van de zee (tot wel zo’n 700 kilometer). Een zoet-zoutovergang om in op te kunnen groeien en te kunnen wennen aan zout water. Helder water zodat ik goed zich heb om voedsel te vinden.


← Alle vissen